English / Engels
Borneo Afdrukken

De krijgsgevangenen in Borneo werden in Kuching (Brits Borneo), Tarakan en Balikpapan geconcentreerd. De krijgsgevangenen in Balikpapan werden in 1945 naar Bandjermasin en vervolgens naar het binnenland verplaatst. De burgergeïnterneerden werden in Kuching en Bandjermasin geconcentreerd. In 1945 werden ook de burgergeïnterneerden in Bandjermasin naar het binnenland getransporteerd.

Strijd om Borneo

Op Borneo lagen enkele van de belangrijkste doelwitten van de Japanse operaties in Nederlands-Indië: de aardolie-installaties van het eilandje Tarakan voor de kust van Noordoost-Borneo en van Balikpapan op Zuidoost-Borneo.

In de nacht van 10 op 11 januari 1942 landden 6.000 Japanse militairen op Tarakan. De boorputten waren reeds vernield en de olietanks in brand gestoken. De gedemoraliseerde KNIL-troepen op het eilandje, circa 1.300 man, capituleerden op de ochtend van de 12de. De meest zuidelijke kustbatterij ontving het bericht van de overgave echter te laat en bracht op de valreep nog twee Japanse mijnenvegers tot zinken. Medio januari werd het grootste deel van deze batterijbezetting door de Japanners vermoord. De meer dan 80 lijken werden in zee geworpen.

Op 20 januari 1942 arriveerden in Balikpapan twee van Tarakan afkomstige Nederlandse officieren met een dreigende boodschap van de Japanners: alle militairen en burgers zouden gedood worden indien de olie-installaties daar niet ongeschonden in Japanse handen zouden vallen. Nog dezelfde dag werd overgegaan tot de vernieling van die installaties.

In de nacht van 23 op 24 januari gingen Japanse troepen aan weerszijden van Balikpapan aan land. De weinige Nederlandse en Amerikaanse vliegtuigen, torpedobootjagers en onderzeeboten die zich in de buurt bevonden, wisten een aantal Japanse schepen van de invasievloot tot zinken te brengen, maar konden de landing niet voorkomen. Het KNIL-detachement trok zich vervolgens in het binnenland terug. In de weken na de inname van Balikpapan werden 78 achtergebleven Europeanen, burgers en militairen, door de Japanners gedood.

Vanuit Brits-Borneo rukten de Japanners op in de richting van het in West-Borneo gelegen Pontianak. Op 27 januari 1942 landden Japanse troepen bij Pamangkat, ongeveer 150 km ten noorden van de stad. Nauwelijks gehinderd bezetten zij op 29 januari Pontianak. In Zuid-Borneo bereikten de Japanners op 10 februari Bandjermasin, waar het leger en bijna alle Europeanen toen reeds waren verdwenen.

Na de capitulatie van het KNIL op 9 maart gaven de resterende KNIL-troepen in het binnenland zich over.

Krijgsgevangenen

De krijgsgevangenen in de Westerafdeling van Borneo werden in eerste instantie verzameld in Pontianak. In juli 1942 werden alle krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden – in totaal circa 700 personen – uit West-Borneo per schip naar Brits Noord-Borneo overgebracht en daar ondergebracht in het Batu Lintang-kamp, gelegen in een buitenwijk van Kuching. In het Lintang-kamp bevonden zich bijna 200 Europese en circa 200 inheemse krijsgevangenen. Ongeveer de helft van de inheemsen is vrijgelaten of als heiho naar elders afgevoerd.

De op Tarakan en elders in noordoostelijk Borneo krijgsgevangen gemaakte militairen – ruim 1.000 man, waarvan meer dan tweederde inheems – werden aanvankelijk opgesloten in de plaatselijke KNIL-kampementen op Tarakan. In juni 1942 vertrok de helft van deze gevangenen naar Balikpapan. In december 1944 werden nog eens 85 Europese krijgsgevangenen naar Balikpapan afgevoerd. De achterblijvers, circa 400 inheemse krijgsgevangenen, werden in april 1945 naar een bosbivak bij Goenoeng Api in het binnenland van Takaran verplaatst. Een groot aantal gevangenen wist daar te ontvluchten, de overblijvers bereikten op 13 juni 1945 de begin mei op Tarakan gelande Australische troepen.

De circa 860 krijgsgevangenen die langs de Mahakan-rivier of op het vliegveld Sarmarinda II gevangen waren genomen, werden samengebracht in Samarinda-stad, ten noorden van Balikpapan. Vanuit deze plaats werden groepen gevangenen overgeplaatst naar Sangasanga, Tarakan en Balikpapan. Na september 1943 bleef een onbekend aantal inheemse krijgsgevangenen in Samarinda en Sangasanga achter.

De krijgsgevangenen van het zuidoostelijk deel van Borneo werden aanvankelijk in Balikpapan en Bandjermasin bijeengebracht. In januari, februari en april 1943 werden de krijgsgevangenen van Bandjermasin, op een groep Brits-Indiërs na, overgeplaatst naar Balikpapan. De daar in meerdere kampen verblijvende krijgsgevangenen, in totaal 400 à 500 man, werden in februari 1945 verplaatst naar Bandjermasin. In het ten noorden van Balikpapan gelegen Mentawir bevonden zich toen nog enkele honderden inheemse en Brits-Indische krijgsgevangenen.

Eind juli 1945 werden de in februari van Balikpapan naar Bandjermasin getransporteerde krijgsgevangenen overgebracht naar Poeroektjaoe, ver in het binnenland gelegen aan de bovenloop van de Barito-rivier, ongeveer 300 kilometer ten noorden van Bandjermasin.

Ook in Sandakan in Brits-Borneo was een krijgsgevangenkamp gevestigd. In september 1943 zaten hier 2.000 Australische en 500 Britse krijgsgevangenen gevangen. Zij werden toen gedwongen in een dagenlange mars naar Ranau te trekken, waar het restant tenslotte stierf of werd gedood. Slechts zes gevangenen overleefden omdat zij wisten te ontsnappen.

Burgergeïnterneerden

De burgergeïnterneerden van West-Borneo werden verzameld in Pontianak en enkele kleinere plaatsen ten noorden en oosten van die stad. Zoals gebruikelijk werden mannen en vrouwen apart gehuisvest. In juli 1942 werden zij allen – ongeveer 280 personen – naar Brits-Borneo overgebracht, waar zij in het Batu-Lintangkamp in Kuching terechtkwamen.

De vijandelijke burgers uit het noordoostelijk deel van Borneo, o.a. uit Teloek Bajoer en het Malinau-gebied, werden bijeengebracht in Tarakan. Verscheidenen van hen waren eerst diep het binnenland ingevlucht. In Tarakan werden ze ondergebracht in de plaatselijke kazernegebouwen. In november-december 1943 werden deze burgergeïnterneerden – ruim honderd personen – overgebracht naar Bandjermasin. Ook de slechts tien burgergeïnterneerden in Samarinda werden in december 1943 naar Bandjermasin getransporteerd.

De burgergeïnterneerden van zuidoostelijk Borneo werden in Bandjermasin geconcentreerd. Enkele tientallen mannelijke geïnterneerden werden in augustus-september 1943 op verdenking van anti-Japanse samenzwering uit het kamp gehaald. De resterende 54 mannen en jongens werden in januari 1945 naar het in het binnenland gelegen Kandangan overgebracht, ongeveer 100 kilometer ten noordoosten van Bandjermasin. In februari 1945 werd ook het vrouwenkamp (117 personen) naar Kandangan overgeplaatst. Er ontstonden daar net als in Bandjermasin drie interneringskampen; een mannenkamp, een vrouwenkamp en een zendingskamp met mensen van de Bazelse Zending, allen bij elkaar gelegen op het terrein van een KNIL-kampement.

Begin augustus 1945 werd het mannenkamp in Kandangan overgeplaatst naar het nog verder in het binnenland gelegen Poeroektjaoe, waar ook de krijgsgevangenen uit Bandjermasin naartoe waren gebracht. Het krijgsgevangenenkamp en het burgermannenkamp bevonden zich op een paar honderd meter van elkaar.

Massa-executies

Voor de komst van de Japanners was een aantal Britse mannen, vrouwen en kinderen vanuit Brits-Borneo naar Longnawan in het hart van het noordelijk deel van Nederlands Borneo gevlucht. In april 1942 voegde zich een groep militairen van het KNIL, die van de oostkust van Borneo naar het binnenland was gevlucht, bij hen. In augustus kwamen ook nog enkele Amerikaanse zendelingen naar Longnawang. In de ochtend van 20 augustus 1942 arriveerden daar Japanse troepen. De Japanners openden direct het vuur, waarbij vier Britten om het leven kwamen. De overige aanwezigen gaven zich over. De inheemse KNIL-militairen werden vrijgelaten. Op 26 augustus 1942 werden alle Europese mannen gedood; op 23 september volgden de vrouwen en kinderen. In totaal vielen hier circa 90 slachtoffers.

In 1943 meenden de Japanners een omvangrijke anti-Japanse samenzwering in Bandjermasin ontdekt te hebben. In verband met deze zogeheten Haga-zaak werden van mei tot en met september 1943 honderden mensen in en buiten de kampen door de Japanners gearresteerd. Eén van hen was dr. B.J. Haga, de gouverneur van Borneo, die uit het mannenkamp van Bandjermasin was gehaald. Hij stierf in gevangenschap aan een hartaanval. Op 20 december 1943 werden 25 ter dood veroordeelden op het vliegveld van Bandjermasin onthoofd. Reeds vóór die tijd waren groepen arrestanten zonder vorm van proces op het vliegveld vermoord. De Haga-zaak kostte aan meer dan 200 personen het leven.

Bevrijding en evacuatie

Op 11 september 1945 werden de circa 2.500 krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden, waaronder ongeveer 400 uit Nederlands-Indië – in het Lintangkamp te Kuching door Australische troepen bevrijd. In de loop van september 1945 werden de meeste ex-geïnterneerden overgebracht naar het eiland Laboean.

Op 17 september 1945 arriveerde een Australisch bataljon in Bandjermasin. Op 19 september begon de afvoer van de circa 330 in Poeroektjaoe bevrijde krijgsgevangenen naar Bandjermasin of naar Balikpapan. De bewoners van het burgermannenkamp te Poeroektjaoe waren inmiddels op 2 september door de Japanners overgebracht naar het vrouwenkamp Kandangan. Op 23 en 25 september werden de ex-geïnterneerden in Kandangan naar Bandjermasin overgebracht.

Op Borneo waren voor zover bekend geen Republikeinse kampen waar Nederlanders door de Indonesische nationalisten werden opgesloten; alle Nederlanders werden reeds door Britse troepen beschermd toen de Bersiap uitbrak.